Welk Nederlands in het Waalse onderwijs?

Sofie Begine (1989) geeft Nederlands aan Franstaligen in het Belgische bedrijfsleven en is auteur van de boeken Le flamand au bureau : Guide de survie en Wa zegt ge? Vlaamse spreektaal voor anderstaligenIn dit stuk reageert ze op de vraag van Alain Gerlache in zijn artikel “Welk Nederlands moeten anderstaligen leren spreken: Standaardnederlands of tussentaal?

In zijn opiniestuk stelt mijnheer Gerlache de zeer terechte vraag: nu alle Waalse leerlingen op school Nederlandse lessen zullen krijgen, hoe moet het programma voor dit vak eruit zien en welk Nederlands moeten ze daar leren? Daarin maakt hij een scherp contrast tussen standaardtaal en tussentaal. 

Het antwoord op de vraag is echter niet zo moeilijk als men laat uitschijnen. Definieer een duidelijk maatschappelijk doel en stel vervolgens de vraag aan docenten Nederlands op het terrein (en vooral niet aan dogmatische beleidsmakers), en het eindresultaat zal een pragmatisch voorstel en een en-en-verhaal zijn, een combinatie van standaardtaal en informele taalvarianten.  (zoals we overigens ook meer en meer zien in het volwassenenonderwijs in Vlaanderen)

Als ik de vrijheid mag nemen om het einddoel te definiëren als:

“Een België (in welke politieke vorm dan ook) dat werkt, waarin we minder van elkaar vervreemd zijn en constructief kunnen samenwerken. En waarin Franstaligen vlot en met goesting aan de slag kunnen in Vlaamse of tweetalige bedrijven, en vice versa.” (want ja, ook de achteruitgang van de kennis van het Frans in Vlaanderen is een zorgwekkende evolutie)

 

Hoe zou zo’n programma er dan uit kunnen zien?

1) Geef als basis het (Standaard-) Belgisch Nederlands (voor de niet-taalkundigen: het Nederlands van Martine Tanghe) en stem de inhoudelijke thema’s af op het dagelijkse leven in België en de doelgroep.

Als de prioriteit is om met landgenoten te kunnen communiceren en samenwerken, ligt het voor de hand om het Belgisch-Nederlands als basis te nemen, in tegenstelling tot wat decennialang in Wallonië is gebeurd.

Hoe absurd is het dat een hele generatie Waalse landgenoten de taal heeft geleerd met boeken over het Nederlands in Nederland, terwijl ze miljoenen Nederlandstalige landgenoten hadden? Om dan achteraf tot de bizarre conclusie te komen dat Vlamingen in plaats van “baan” meestal gewoon “job” zeggen of dat “voormiddag, middag en namiddag” in Nederland en in België totaal verschillende betekenissen hebben?   

Net zoals wij in de Franse les enkel leerden over “petit-déjeuner, déjeuner et diner” om dan pas veel later te ontdekken dat je in Wallonië “déjeuner, diner et souper” zegt. Dit soort wereldvreemdheid moet er absoluut uit.

2) Leg uit hoe de situatie en de evolutie van het Nederlands in België (en in de wereld) eruitziet.

Leg uit wat een pluricentrische taal is en wat dat betekent voor het Nederlands.

Leg uit wat tussentaal is en hoe het is ontstaan, en welke plaats deze variant inneemt tussen de dialecten en de standaardtaal in Vlaanderen. Doe dit op een ludieke manier, zonder deze taalvariant te demoniseren of moeilijker te laten uitschijnen dan ze in werkelijkheid is. Benadruk de Franse invloed op deze taalvariant, waardoor ze net een bron van verbinding en spreekdurf kan zijn. 

Belangrijk voor het begrijpen van het fenomeen tussentaal is om te uit te leggen dat het Vlaamse medialandschap zeer verschillend is van het Waalse. Het Vlaamse medialandschap is echt een markt op zich en volledig afgestemd op een Vlaams doelpubliek, terwijl het Waalse medialandschap veel meer verweven is met dat van Frankrijk. Dit beïnvloedt uiteraard welke taal men hanteert en hoe het taalgebruik in de media evolueert.

3) Geef als aanvulling op de kennis van de standaardtaal een ludieke kennismaking met tussentaal en jongerentaal.

Ook met de focus op een goede kennis van de Belgische standaardtaal is het perfect mogelijk om af en toe stil te staan bij informele taal, met in de eerste plaats een focus op begripsvermogen, maar ook op actieve kennis. Kennis van tussentaal helpt om je Vlaamse collega’s, vrienden of schoonfamilie beter te begrijpen, maar ook om zelf een authentiekere connectie te voelen en informele gesprekken aan te gaan.

Bovendien is tussentaal ook een factor van verbinding en spreekdurf. Laat de leerlingen ontdekken hoeveel Franse woorden Vlamingen op een dagelijkse basis gebruiken, en dat ze dus ook kunnen improviseren met een Frans woord hier en daar als ze het Nederlandse woord niet kennen. Er schuilt veel verbindende kracht in de Belgitude van tweetalige Belgicismen zoals “Trek uw plan – Tire ton plan”, “Maar allee zeg – Mais allez dis”, “een/un kot” “een/un dikkenek” “een eitje te pellen hebben met iemand – Avoir un œuf à peler avec qqn”…

Besteed ten slotte ook aandacht aan jongerencultuur en jongerentaal in Vlaanderen. Laat jongeren Ketnet en Karrewiet ontdekken.

4) Stimuleer uitwisselingsprojecten, de consumptie van hedendaagse Vlaamse muziek, films, series, stand-upcomedy en reik bronnen aan voor mensen die op eigen houtje de informele omgangstaal beter willen leren kennen.

Contact met leeftijdsgenoten, muziek, film, series en comedy kunnen inspireren en motiveren om een taal te leren. Ze doorbreken clichébeelden en vooroordelen over de ander. Films laten ons toe om onszelf te herkennen in personages die een andere taal spreken dan wijzelf, maar waarmee we wel verbinding kunnen voelen.

Voor zelfstudiemateriaal over tussentaal kunnen jullie natuurlijk bij Goesting in Taal terecht: www.goestingintaal.be/fr

5) Spreek eensgezind de ambitie van een sterk meertalig land uit. Geef zichtbaarheid aan twee- of meertalige rolmodellen en werkomgevingen waar meertaligheid bloeit.

Denk aan mensen als Ish Ait Hamou, Serine Ayari, Christophe Deborsu, Aubry Touriel, Thomas Derminne of Alex Vizorek. (en uiteraard Alain Gerlache zelf) Rolmodellen die ook duidelijk maken dat we niet hoeven te streven naar perfectie, maar naar communiceren, levenslang leren en authentiek contact. Die aantonen dat ook de thuistaal en het Engels een belangrijke rol spelen. Dat meertaligheid in een diverse wereld vele vormen kan aannemen.

Verhoog de zichtbaarheid van initiatieven zoals Daardaar en Wilfried Magazine.

Tot slot

Door de huidige scheiding van onze media en de vervreemding tussen de burgers van beide taalgemeenschappen baseren we ons te vaak op uitspraken van politici om ons een beeld te vormen van de Vlaming en de Waal – alsof die allemaal op dezelfde manier denken. Laten we van taalkennis een middel maken om de persoon naast je op kantoor, op het strand of in de straat als individu te leren kennen en appreciëren en om constructief samen te werken en te leven. En om elkaars kranten te lezen en elkaars programma’s te bekijken.

Zoals Gerlache ook aanhaalt in zijn stuk, ligt de grote uitdaging in het bouwen aan een nieuwe generatie docenten Nederlands, eentje met bij voorkeur zo veel mogelijk moedertaalsprekers, die van het Nederlands in Wallonië een positief verhaal kunnen gaan maken.  

En laten we ook niet vergeten de ruimte te laten aan deze docenten zelf om te vragen naar en in te spelen op de specifieke interesses van hun leerlingen. 

klas met leerlingen
Winkelwagen